
Stadsarchitectuur gaat altijd over ontmoeten


“Gent en Antwerpen zijn eeuwenoude steden”, zegt Van Hee. “Daar plant je niet zomaar een nieuw gebouw neer. Voordat de eerste lijnen op papier staan, moet je als architect de geschiedenis van een plek grondig onderzoeken. Zo ontdekten we dat het Emile Braunplein in het verleden helemaal geen verlaten vlakte was, maar een echte ontmoetingsplaats. De Stadshal en de lager gelegen groene ruimte maken van het plein terug een sociale plek, in het kloppende hart van de stad. Geen betere locatie voor een gids om toeristen te laten kennismaken met de prachtige torenrij. Ik hoop echt dat bezoekers spontaan gaan afspreken onder het dak. Weet je wat zo mooi is? Paul Robbrecht liep vorig weekend voorbij de hal en zag er een verliefd koppel poseren voor trouwfoto’s. Het bouwwerk is dan plots niet enkel van hout en steen, maar ook van mensen.”
Houten Koffer
Tussen de maquettes en schetsen liggen allerlei materialen op de grond in het atelier van Marie-José Van Hee. Natuursteen, dakpannen, hout,... Enthousiast begint Van Hee over haar passie voor materie: “Ja, ik heb liever niet te veel schuim en folie in een gebouw, maar wel echte, natuurlijke materialen. Vroeger beperkte men zich veel meer tot de essentie: een muur van dikke stenen. Je moet vandaag eens een wanddoorsnede bekijken: een laag steen, een laag folie, een laag piepschuim, een laag gipsplaten. Ik wil terug naar de eenvoud. Zo’n moderne hal in een oude stad vraagt om eenvoudige, duurzame elementen. Voor we een keuze maken, laten we dan ook altijd die materialen naar hier komen. Zo kunnen we kijken, voelen en combineren. De overkapping van de Stadshal is gemaakt van afrormosia; een goudbruin kernhout dat de constructie een zekere lichtheid geeft. In combinatie met die vier massieve betonnen sokkels en 1600 raampjes krijg je dan dat dubbele karakter. Robuust en toch heel licht. Een houten koffertje op vier massieve poten. De architectuur is als het ware in de stad verankerd, gegrond. En dat moet ook. Stadsarchitectuur en de inrichting van publieke ruimtes moeten verbonden zijn met de stad. Je kunt ze niet los zien van elkaar. Wie Parijs zegt, denkt aan de Eiffeltoren. Wie de Eiffeltoren zegt, denkt aan Parijs.”
Steden van morgen

Kunst voor A
Antwerpen. Hoewel Van Hee woont en werkt in Gent, kent ze ook de sinjorenstad goed. Ze tekende voor de renovatie van het ModeMuseum en gaf samen met Robbrecht & Daem de Leopold de Waelplaats op ’t Zuid een nieuw elan. “Op het museumplein vallen architectuur, moderne kunst en geschiedenis mooi samen”, zegt Van Hee. “We wilden de imposante museumgevel uit de 19de eeuw meer betrekken bij de rest van de buurt. De uitgestrekte watervlakte van kunstenares Cristina Iglesias speelt daarin een belangrijke rol. Die weerspiegelt de omgeving en is voortdurend in beweging. Het water komt, het water gaat. Een beeld dat systematisch terugkeert, maar nooit helemaal hetzelfde is.” Wie de creaties van de drie architecten bezoekt, ontdekt daar ook een zeker patroon in. Je ziet elementen uit het verleden regelmatig terugkeren in een aangepaste, eigentijdse vorm: van de ruime traphal in het ModeMuseum tot de grote open haard in de Stadshal. “Het is moderne architectuur, met de meeste geavanceerde technieken. Maar ook altijd met respect voor wat geweest is.” Noem het puur vakmanschap."
Sanseveria's
Toerist in eigen stad

Of het nu in Gent of Antwerpen is, Van Hee praat vol vuur over de projecten die ze samen met Robbrecht & Daem realiseert. Datzelfde vuur voelt ze ook voor de omgeving waarin ze werkt: “Vlaanderen is rijk aan wonderlijke plekken. Het is dan ook een voorrecht om als hedendaags architect voor onze steden te mogen ontwerpen."
"Heb je de lichtinval al eens goed bekeken in het Sint-Janshospitaal in Brugge? Ook zo’n bijzonder gebouw. Ruimte en licht, daar gaat het om. Als architect geef je met licht een bepaalde vorm aan een ruimte. En zo blijft de architectuur boeiend, want je kan je eigen huis blijven ontdekken. Dag in, dag uit. Soms kom ik mensen tegen die na dertig jaar zeggen dat ze weer iets nieuws hebben opgemerkt aan een woning die ik voor hen tekende. Zoiets maakt me blij. Dat geldt ook voor stadsarchitectuur. Onze projecten zijn pas geslaagd als de burgers en bezoekers er een andere kijk op de stad door krijgen. En dat mag je in het geval van de Stadshal zelfs letterlijk nemen. Wie door de open structuur kijkt, krijgt telkens een ander kader aangereikt. En zo ben je plots een beetje toerist in eigen stad.”
Gepubliceerd op 4 januari 2015